Of je nu al jaren ervaring hebt als leidinggevende of net begonnen bent, je bent zeker al eens tegen een lastige situatie met één van je medewerkers aangelopen. De uitroep ‘Wat moet ik toch met Gerard?‘ of een willekeurige andere naam, klinkt je dan vast bekend in de oren. Wim Geerts kiest hiermee een treffende titel voor zijn boek vol basisgereedschap voor managers. Hij geeft je niet alleen handvatten om effectief om te gaan met medewerkers, maar laat je ook kritisch kijken naar je eigen rol!

Voor dit boek heb ik in 2011 al eens een recensie bij Managementboek geschreven. Maar nu er een nieuwe uitgave is verschenen, vind ik het nog steeds de moeite waard om dit boek onder je aandacht te brengen.

Aan de hand van 17 standaardtyperingen van medewerkers leer je een aantal basisvaardigheden voor managers effectief te gebruiken. Dit maakt het boek ‘Wat moet ik toch met Gerard?’ uitermate praktijkgericht. Wim Geerts zegt dat leidinggevenden vaak te werk gaan als een timmerman, die driekwart van zijn gereedschap onaangeroerd laat. De schroevendraaier wordt dan als het ware ook ingezet als breekijzer, met alle gevolgen van dien.

In het eerste deel is het gedrag van de medewerker herkenbaar beschreven. De typeringen vormen het uitgangspunt om de bijpassende managementinstrumenten te benoemen. Daarmee kun je beter aansluiten bij de behoeften van de desbetreffende ‘lastige’ persoon. De typeringen zijn als volgt ingedeeld:

– Medewerkers die zich ontwikkelen
– Medewerkers met lastige voorkeuren
РMedewerkers met carri̬reproblemen en
– Medewerkers die beïnvloed worden door groepsdynamiek

Eén van de types is bijvoorbeeld de roddelaar. Roddelen is zeer ondermijnend gedrag dat je zo snel mogelijk wilt stoppen. Zelf het goede voorbeeld geven is in ieder geval een goede zaak. De gouden tip om met een roddelaar om te gaan: zorg dat-ie genoeg uitdaging in zijn werk heeft. Vaak is verveling de oorzaak van roddelgedrag. Je kunt ook mensen leren stoom af te blazen zonder te roddelen. Spreek je frustratie uit en richt je daarbij op je eigen onmacht of gebrek aan vaardigheden, niet op het gedrag van de ander.

In het tweede deel behandelt de auteur de instrumenten uit de gereedschapskist één voor één. Zo kun je je ook bekwamen in vaardigheden die je (nog) niet zo goed beheerst.

Geerts besteedt voorafgaand aan het eerste hoofdstuk aandacht aan de positie van de leidinggevende. In mijn ogen had dit uitgebreider gemogen. Veel problemen op de werkvloer zijn terug te voeren op de leidinggevende die zijn of haar rol niet neemt. De Roos van Leary, die hij verderop in het boek beschrijft is een uitermate handige tool om je daar als manager meer bewust van te zijn. De mogelijkheden die de Roos van Leary biedt zijn vele malen groter, dan Geerts in dit boek naar voren laat komen.
Wat mij betreft biedt de gereedschapskist dan ook vooral een overzicht van de mogelijkheden en kun je daarmee een keuze maken om in andere boeken te leren hoe deze gereedschappen te hanteren. Daarvoor zijn de beschrijvingen in het boek echt te summier.

Ik kan het wel waarderen dat Geerts in zijn boek een lans breekt voor de belangrijkste tool die een manager naar mijn mening heeft, namelijk luisteren. Kent jij jouw medewerkers echt?
Weet je wat hen drijft, waar ze enthousiast van worden? Kun je echt luisteren of denk je aan een half woord genoeg te hebben om dan ZELF oplossingen aan te dragen?

Het boek is heel herkenbaar, omdat het vanuit de praktijk geschreven is. De typeringen zorgen ervoor dat je het boek er bij alle lastige situaties met medewerkers bij kunt pakken. Wanneer je je vervolgens nieuwe vaardigheden beter eigen wilt maken, weet je vooral in welke richting je het moet zoeken. Het zou standaard bij iedere manager in de kast moeten staan. Met dit boek maak je van een lastige medewerker een gemotiveerde kracht in je organisatie!